Werking van de vereniging door de jaren heen.

Werkingsmiddelen.

Een muziekmaatschappij onderhouden kost vooral financieel grote inspanningen. Vroeger was dit zeker niet anders, getuige hiervan volgende zinsneden uit de oude verslagen Zitting der Commissie van 15 oktober 1895

Tegenwoordig : alle leden.

De Commissie beslist :

Dat om alle moeilijkheden te vermijden, in het toekomende de Harmonie aan geen optochten door andere Maatschappijen ingericht nog zal deel nemen dan mits een storting van vijftig franken in de kas der Maatschappij, waarvan 25 fr voor de Maatschappij en 25 voor de kas der muzikanten, uitgenomen voor de reeds bestaande gewoonten en de uitzonderingen door de commissie te bepalen.

Voor deelneming aan de feesten binnen de lokalen zal de Commissie de storting vaststellen.

 

De Schrijver                                                   De Voorzitter

 

F. Philips                                                        B Quintens

In zijn zitting van 1 juli 1914 doet de commissie ook haar beklag over het uitblijven van stortingen die haar toekomen vanwege het Politiek Komiteit der Katholieke Vereeniging. De schuld bedroeg reeds 600 frank. Er werd enige druk uitgeoefend door te schrijven dat de Harmonie zelf schulden had waarvoor ze werd lastig gevallen maar niet kon betalen. In de voetnota wordt vermeld dat deze brief een gunstig gevolg had. Gelukkig maar want de eerste wereldoorlog stond voor de deur. Dit is dan ook zowat het laatste feit het vermelden waard. Nu zal immers weldra alle activiteit stoppen en een periode van veel ellende en ontbering aanbreken.

In november 1918 kwam hieraan een einde doch de financiële toestand werd er niet rooskleuriger op want in 1920 doet de maatschappij een oproep tot het aantrekken van meer ereleden. Om den geldelijke toestand te verhelpen wordt de volgende omzendbrief gezonden aan personen waarvan men veronderstelt dat zij hunne toestemming willen geven om erelid te worden der Maatschappij.

De respons moet maar pover zijn geweest want ...Daar deze hulp echter onvoldoende blijkt om den geldelijke toestand te verhelpen, heeft de Commissie zich tot het stadsbestuur gewend hetwelk de jaarlijkse toelage, aan de harmonie verleend, gebracht heeft op 1000 frank. De bevolking had pas vier jaar ontbering meegemaakt en was waarschijnlijk niet geneigd zijn geld aan ontspanning te spenderen. In 1923 werd de subsidie verdubbeld en bedroeg ze 2000 frank.

 

Bij het lezen van de verslagen is er geen enkel moment geweest waarbij men kan zeggen dat het de Gilde financieel voor de wind ging. In tegendeel, regelmatig wordt er geklaagd over de krappe kastoestand. Op 23 januari 1929 zegt men zelfs dat de kas bijna totaal uitgeput is en er nog rekeningen dienen te worden betaald. Men zal onverwijld de erelidkaarten klaar maken zodat de bestuursleden ieder binnen zijn kring de lidgelden kunnen  innen. Men zal in de toekomst ook 200 frank voor een concert vragen en, dit is nieuw, een bijdrage van 150 frank voor het spelen van een processie. Men zal deze beslissing meedelen aan de pastoors. Wij zijn al ver verwijderd van de periode waar alles gratis werd gedaan als het maar voor de kerk was.

 

Op 11 maart 1930 wordt de rekening van het jaar 1929 afgesloten met een positief saldo van 904,75 frank. Om zeker te zijn liet men de boekhouding verifiëren door de gezegende hand van proost Preud'homme en ze werd juist bevonden. Was men dan danig verschoten van dit onverhoopt succes?

 

Eind 1934 is het weer zover. Herstellingen van instrumenten, organiseren van het festival dit jaar, heeft er voor gezorgd dat de rekening in het rood stond. De heren Coenen, Demarneffe en Meeuwissen wordt gevraagd de toestand te onderzoeken en hun bevindingen mede te delen volgende vergadering. Wishfull thinking zou men nu zeggen, want leeg is leeg.

 

De kastoestand zou zorgen blijven baren. Op 25 oktober 1938 is er een tekort van 2.700 frank. Dan maar zo snel mogelijk de lidmaatschapskaarten laten aanbieden. Een jaar later zou er een toneelavond worden ingericht met Pol Stas waarna de kas terug positief werd ten bedrage van 780 frank. Men moet wanhopig geweest zijn want tijdens de vergadering van 6 juni 1939 werd door sommige bestuurslui 100 frank samengebracht om een lot van de "Koloniale Loterij" te kopen. Een lofwaardige poging schrijft de verslaggever en dit kunnen we beamen maar toch niet erg realistisch. En toch...ze wonnen 100 frank die ze onmiddellijk omzetten in een nieuwe koop. De Gilde aan het gokken geslagen? Deze keer mocht het helaas niet zijn, zo lezen we in het verslag van 15 september 1939. Bovendien hadden ze nog te maken met een niet te vinden kasverschil. Pech alom dus. Dan maar de lidmaatschapskaarten op 100 frank brengen.

Leden.

Dat de leden voor hun inspanningen beloond werden door het jaarlijks St Caeciliafeest wisten we al. In zijn zitting van 22 juni 1898 besluit ze daarenboven... uitzonderlijk een buitengewone beloning toe te kennen van 5 frank aan  den grosse-caisse drager. De arme man die alle slagen van de bediener van dit instrument moest incasseren had dit zeker verdiend want hij was aanwezig geweest op alle feesten te Cortenbosch enz. Bovendien was het bestuur uiterst tevreden over de diensten die deze bediende aan de sociëteit bewezen had. Neem eens een voorbeeld aan onze dappere voorganger zou ik tegen de huidige generatie willen zeggen. Waarschijnlijk was dit Pheffers. Hij overleed in het jaar 1938. Zijn opvolger was Frans Abeels "Sus" genaamd.

 

Zo dankbaar als ze was voor haar trouwe leden, zo streng kon ze zijn voor de leden die het regelmatig lieten afweten. Getuige volgend relaas :

Mijnheer Verhelst,

De Commissie van de Harmonie der Gilde bestatigt met spijt dat het U niet mogelijk is regelmatig de Maatschappij bij te wonen en vooral dat zij in bijzondere omstandigheden niet op uwe tegenwoordigheid kan rekenen.

Gij zult genoeg begrijpen dat, gij verplicht zoudt zijn alzo voort te gaan, het onmogelijk ware u als lid der Maatschappij te behouden.

Ontvang, Mijnheer, de uitdrukking onzer beste gevoelens

De voorzitter heeft een gesprek gehad met Mr Verhelst en hieruit blijkt dat hij omwille van zijn ambt niet regelmatig aanwezig kan zijn in de maatschappij, waarna de commissie beslist Mr Verhelst voor zijn diensten te bedanken en de hem toevertrouwde klein klarinet terug te vragen.

Ook de bestuursleden diende zich te schikken naar de regels. In het verslag van januari 1941, in volle oorlogsperiode, lezen we ...Door den voorzitter wordt, met rede, aan een zeer voornaam paragraaf van het huishoudelijk reglement herinnerd, n.l. dat een bestuurslid zonder voorafgaande verwittiging, afwezig op drie achtereenvolgende vergaderingen als ontslagnemer wordt aanzien. Hiervan zal nogmaals schriftelijk aan alle bestuursleden mededeling worden verstrekt. De Gilde is zinnens dit voorschrift streng toe te passen. Een bestuurslid dat het alleen bij naam is en niet regelmatig medeleeft is een schadepost. Is men hier in de leer gegaan bij de bezetter, want dit is, de omstandigheden in acht genomen, toch wat al te streng. Zo komt het in onze tijd toch over.

 

In 1930 telde de maatschappij nog in de 30 spelende leden, ...allen met veel ijver. Nochtans zou het wenselijk zijn enkele nieuwe leden aan te winnen. Daarom zal getracht worden de leden terug bij te halen die reeds vroeger lid zijn geweest der maatschappij. Dit laat weer weinig goeds vermoeden. Met het bestuur is het ook maar pover gesteld. Slechts drie werkende leden, bestuurder en secretaris inbegrepen, maken deel uit van de commissie. De Heer Hendrik Lindekens, een der oudste en ijverigste leden zal voorgesteld worden als bestuurslid. november 1930 wordt nog eens aangedrongen om nieuwe leden aan te werven. Men zal dit keer zelfs de kapelaans van de parochies inschakelen om enig zoekwerk te verrichten. De nood moet dus hoog geweest zijn.

 

Na het dieptepunt van 1935 en verder, wij zijn dan juni 1938, telt de maatschappij nog 28 muzikanten en 15 spelers in het trompetten- en tamboerkorps. Alhoewel dit de beste en trouwste muzikanten waren was uitbreiding dringend noodzakelijk.

Vergoeding.

Mijnheer Directeur Pypops wordt belast de Bibliotheek der muziekstukken in orde te brengen en ze verder in orde te doen houden door Mr. Frans Vanderauwera die voor zijne moeite zal betaald worden. Insgelijks van het opmaken en onderhouden van eenen inventaris der instrumenten en bijhorigheden de Maatschappij toebehorende of toevertrouwd. Mr. Frans Deblan zal gelast zijn les te geven aan de jonge muzikanten en zal in evenredigheid zijner diensten van tijd tot tijd een vergelding ontvangen.

 

Ja Mr Pypops moest destijds alles met de hand doen waar er nu computers bestaan om deze taak uit te voeren.  Mr Deblan daarentegen was niet zeker van zijn inkomen want hij zou van tijd tot tijd eens betaald worden.

Grote kuis.

In zijn zitting van 5 januari 1903 beslist de commissie dat de instrumenten zullen getekend worden, een nieuwe inventaris ervan zal opgemaakt worden en dat elke muzikant een ontvangbewijs van zijn instrument zal moeten tekenen. Mr Pypops zal zich hiermee gelasten. De commissie beslist tevens nog alleen de jaarwedde van de bibliothecaris te behouden zijnde 50 frank. Voor het ogenblik is dit Mr. Jos. Degreef.

 

Was die bibliotheek dan zo arbeidsintensief na amper 10 jaar? Wat gedacht van onze huidige kast die bijna 800 werken bevat? We spreken hier in het jaar 2003.

Aanwezigheid.

Op 11 november 1907 beslist de commissie de naamafroeping te laten gebeuren na het spelen van de eerste "pas-redoublé" (stapmars) of ander klein stuk. Blijkbaar begonnen de eerste tekenen van een dieptepunt zich te manifesteren, want men beslist ook dat diegenen die gedurende de tien eerstvolgende repetities of uitvoeringen meer dan drie keer afwezig zijn, zonder reden uit de maatschappij zullen gesloten worden. Of dit de goede oplossing was voor het absenteïsme durven we nu betwijfelen.

 

Tijdens de oorlogsperioden was de aanwezigheid vanzelfsprekend beneden alle peil. In 1942 waren er maar 20 repetities geweest en naargelang de tijd vorderde en grimmiger werd zou dit nog verminderen. Een muziekvereniging moet kunnen optreden anders heeft het geen zin te repeteren was blijkbaar de mening. In normale omstandigheden is dit natuurlijk juist maar hier moest men toch zorgen klaar te staan als dit plots nodig zou blijken en dus waren de repetities zeker nodig.

Herstart.

Na de oorlog 14/18 likt de vereniging haar wonden en reeds in 1918 lezen we : het Muziekkorps doet weldra grote vorderingen onder de ijvervolle leiding van den heer Frans Deblan en neemt altoos, met veel bijval, deel aan de verscheidene plechtigheden welke opvolgend plaats hebben. Het is vooral in de Processie van het heilig sacrament dat het reeds opnieuw schittert en bewijzen geeft van zijnen bijzondere vooruitgang en duurzame inrichting.

 

Tijdens de tweede wereldoorlog heeft men in feite niet zoveel stilgezeten als in de eerste. Met enig voorbehoud voor het laatste jaar heeft men min of meer regelmatig kunnen repeteren. Van een echte herstart kunnen we hier dus niet spreken. Het verslag van de eerste vergadering op 20 september 1944 vermeldt het volgende...De eerste vergadering na den oorlog die eigenlijk voor doel had het vertreksein opnieuw te geven. De herhalingen en bestuursvergaderingen dienen hervat te worden.

 

Op Zondag 1 oktober gaat de eerste processie weer rond de stad. De Gilde zal ze opluisteren. Een paar herhalingen zijn deze week nog nodig. Alle muzikanten dienen verwittigd te worden. Volgden dan nog besprekingen over de eerst noodzakelijke schikkingen voor de onmiddellijke toekomst waarna de vergadering geheven werd met veel hoopvolle vooruitzichten.

Uniform.

De directeur Mr Van Assche had er in 1924 voor gezorgd dat Senator Paul Cartuyvels 400 frank aan de Harmonie schonk ...ten einde de Muzikanten een uniforme-muts te bezorgen, die zij enkel zullen dragen bij plechtigheden. Dit is dan het schuchtere begin tot uniformiteit in de vereniging. Volgens de notullen van Jef Belet waren deze mutsen wit met geel-blauwe stormkoord en zwarte klep.

 

 

Zoals U elders kon lezen beschikte de Gilde over carnavalskostuums genaamd "Hollandsche Boerkens" die ze had aangekocht in het jaar 1935. Begin 1938 had de vereniging zulke uitbreiding genomen dat het merendeel der bestuursleden van oordeel was dat men dringend nieuwe kostuums nodig had. De bestaande waren reeds 4 jaar oud en oudmodisch. Er zouden er 25 moeten bijgemaakt worden, dus dan maar iedereen in nieuwe pakken gestoken. Aangezien men voortdurend met kastekorten te kampen had lijkt dit in onze ogen een totaal onverantwoorde aankoop. Uiteindelijk heeft men bij het huis Kammans te Brussel de nodige kostuums gehuurd voor de prijs van 15 frank stuk.

Instrumenten.

Buiten het feit dat er in 1903 een inventaris van het instrumentarium werd opgemaakt is er verder niets terug te vinden over het bezit van de Gilde aan instrumenten tot men er in 1942 plots aan denkt dat het ...volstrekt noodzakelijk is een inventaris op te maken van alle instrumenten. Enkelen zijn nog in handen van gewezen leden die niet meer naar de herhalingen komen. Andere zijn zoo versleten dat ze niet meer te gebruiken zijn en best aan een of andere firma verkocht of tegen nieuwe verruild worden. Heel het bezit der Gilde aan instrumenten zal dan ook onmiddellijk onder het vergrootglas worden gelegd. Om het wat minder kostbaar te maken offreren de voorzitter Mr Stultjens en Mr Lindekens respectievelijk een klarinet en een fluit. Voorwaar een mooi gebaar waarvoor men zeer dankbaar was. Het was tenslotte toch oorlog. En voorbeelden trekken blijkbaar want in het verslag van 6 oktober 1942 dient men nog de schenker van een klarinet toe te voegen in de persoon van Mr. Libens. Daarenboven heeft men de twee trombones waarover vroeger gesproken werd nu ook aangekocht. november 1942 is de inventaris opgemaakt en blijkt de Gilde 80 instrumenten te bezitten waarvan er enkele beter dienen verkocht te worden omdat ze te oud zijn. Wie koopt dat dan vragen wij ons in onze tijd af? Mr Groffi stelde voor een prijsofferte bij verschillende firma's te vragen voor herstel. Tezelfdertijd zou men alle instrumenten laten voorzien van het Gilde-embleem. Als je het ons vraagt, ondoordachte kosten.

 

In 1943 kocht de Gilde een dwarsfluit van het merk "Polfliet" voor de prijs van 1.800 fr. Tevens bleef de voorzitter er op hameren dat de oude instrumenten diende verkocht, en deze van de achtergebleven leden dringend diende teruggevorderd. We vinden deze agendapunten op volgende vergaderingen steeds terug. Het moet dus zeer belangrijk geweest zijn. Waarschijnlijk wist de voorzitter, die als industrieel wist wat er in de wereld gaande was, wat er ging gebeuren. Hij wilde de Gilde volledig en onmiddellijk paraat hebben bij het eerste teken van een nakend einde der miserie.  

Reglementen.

Tijdens de vergadering van 24 oktober 1928 beslist men nieuwe standregelen op te stellen. De bestaande zijn namelijk verloren gegaan. We vermelden de voornaamste punten : De naam luidt voortaan "Harmonie der Gilde" Blijkbaar werden de Gilden van Ambachten en Neringen na de oorlog niet meer terug opgestart. Zij blijft wel uitsluitend katholiek en zal al de godsdienstige plechtigheden opluisteren waarvoor ze wordt uitgenodigd. Er blijkt toch wat te veranderen want men kan van nu af aan ook deelnemen, zij het per uitzondering, aan politieke plechtigheden. Voorzichtigheidshalve worden de leden vrij gelaten hieraan deel te nemen. Bij afwezigheid moeten ze wel het bestuur inlichten. Merk op dat de naam "commissie" ook gewijzigd is in het modernere "bestuur".

Het bestuur bestaat uit een voorzitter, een ondervoorzitter, een proost, een muziekbestuurder, een schrijver-schatbewaarder, benevens een gelijk aantal ereleden en werkende leden. De werkende bestuursleden worden om de drie jaar door de werkende leden verkozen en heeft plaats op de eerste herhaling na de verloftijd van kermis. ... Alleen pupitermuzikanten van minstens twintig jaar oud mogen aan de stemming deel nemen. In een bijvoegsel van 7 maart 1955 zal deze leeftijd op 21 jaar gebracht worden. De bestuursleden zijn om de drie jaar uittredend en herkiesbaar. Voor ontslagnemende en afgestorvene leden dient er binnen de maand een vervanger verkozen te worden.

 

 

Tijdens de bestuursvergadering van 9 mei 1939 stelt de nieuwe voorzitter Dhr. Edgard Stultjens vast dat er geen statuten bestaan binnen de Gilde. Tot dan deden de hiervoor genoemde reglementen dienst als leidraad van de maatschappij. Binnen de kortste keren werd hieraan verholpen en de voorzitter stelde statuten en een huishoudelijk reglement op dewelke beiden werden goedgekeurd. De statuten beslaan 3 bladzijden en het reglement 5. Ze zijn opgenomen in het verslagboek. Een dubbel ervan werd in bewaring gehouden door de voorzitter. Ze zijn ondertekend door 10 bestuursleden. Ze bevatten vele artikels uit de eerste reglementen die eveneens gedeeltelijk zijn overgenomen bij de omvorming tot VZW in 1952. Voor wie het zou interesseren, U kan beide opvragen bij de webmaster.

Koninklijke Harmonie Der Gilde.

In het verslag van 19 mei 1930 lezen we : ...De wensch wordt uitgedrukt, voetstappen aan te wenden om voor onze Harmonie, die reeds sedert 1891 bestaat, den titel van Koninklijke te bekomen. Heer volksvertegenwoordiger Blavier gelast zich de noodige voetstappen te doen. Dit is het begin van de aanvraag om deze titel te mogen dragen. En het ging snel, reeds op 15 juli ontving Mr Blavier ...een schrijven uit 's konings cabinet, het verheugende nieuws, dat de Harmonie der Gilde den titel van Koninklijke Maatschappij heeft verkregen. Het brevet is toegekomen op 14 september van dat jaar. Helaas, het feesten kon niet doorgaan zoals was voorzien. Men had het gemeentebestuur in augustus om toelage gevraagd maar op 19 september kreeg men pas antwoord inhoudende een vraag om nadere inlichtingen. Daar de winter nabij is, beslist het bestuur deze feestviering uit te stellen tot in de aanstaande lente. Een nieuw schrijven zal aan het gemeentebestuur gericht worden. We zijn 1931 en van uitstel dreigt hier afstel te komen. Men besluit dan maar om komende winter het feest in besloten kring te vieren met leden en ereleden. Schril contrast met de viering van de harmonie van het casino. In het verslag van juni 1934 lezen we dan plots : De heer voorzitter deelt nog mede dat de buitengewone stadstoelage van 5000 fr. die aangevraagd werd, in zitting van den gemeenteraad werd gestemd, en dat het gemeentebestuur onze maatschappij op zaterdag 30 juni om 8 u. op het stadhuis zal ontvangen. Daarbij wordt de harmonie van het casino gevraagd om hen af te halen aan het lokaal en hen te begeleiden naar het stadhuis wat deze ook zal doen. Zij zal tevens een concert geven op de kiosk van de Groentenmarkt. Aan de Vlaamsche harmonie wordt gevraagd op zaterdag 7 juli op het statieplein bij dezelfde gelegenheid een concert te geven hetwelk even bereidwillig wordt aangenomen. Hier duikt voor de eerste maal het bestaan van een derde vereniging op. Welke vereniging dit was is ons voorlopig onbekend. Ze zullen allebei ook deelnemen aan het festival van 8 juli. (zie activiteiten)

Sociaal ingesteld.

Een van de agendapunten op de vergadering van 26 september 1934 is het werkverschaffen aan de leden.
...werkverschaffing aan werklooze muzikanten enz. De namen der werklooze muzikanten worden afgegeven. De bestuursleden zullen de mogelijkheid onderzoeken om zooveel mogelijk een betrekking te bezorgen. Het is de tijd van de grote economische crisis met zijn talloze werklozen. Het is in dit perspectief dat we deze hulp moeten zien.

Tijdens de mobilisatie eind 1939 zorgde de Gilde er voor dat de militairen die in St Truiden gekazerneerd waren ontspanning kon aangeboden worden door film- en toneelnamiddagen in te richten die gratis mochten bijgewoond worden. Ook maakten ze geld over aan de commandant van Grivegnies die veel Limburgse militairen onder zijn gezag had, uiteraard ook Truienaren. Hij richtte hiermee een ontspanningsavond in tijdens dewelke ook de "Dansende Meisjes" van Sint-Truiden optraden. Tijdens de kerstweek van 1939 kreeg ieder gemobiliseerd Gildelid een check van 25 frank.

Vanaf 1943 werden de eerste mensen opgeeist om onder dwang te gaan werken in Duitsland. De Gilde stuurde geregeld pakjes met levensmiddelen naar deze leden.